Insecten - Vliesvleugelen

Overzicht van de bijen, wespen en hommels, die waargenomen zijn op golfbaan Anderstein. Het aanklikken van de foto geeft de achtergrondinformatie van de vliesvleugelige.

De vliesvleugeligen (Hymenoptera) is een grote insectenorde met wereldwijd ruim 145.000 beschreven soorten, waarvan er in Nederland ruim 5300 zijn vastgesteld. Deze orde is onder te verdelen in drie hoofdgroepen: bladwespen (Symphyta), sluipwespen (Parasitica) en de angeldragers (Aculeata). Kenmerkend is, dat ze allemaal dunne, doorzichtige vleugels hebben. Het lichaam bestaat uit een grote kop met facetogen aan de zijkant, het borststuk en een achterlijf. De insecten hebben een zeer goed gezichtsvermogen, zien geen rode kleuren, maar wel ultraviolet licht. Ze hebben in principe twee paar vleugels. Hiermee onderscheiden ze zich van de tweevleugelige vliegen en muggen (Diptera).

De levenscycli bij de vliesvleugeligen is heel divers. Het ei wordt altijd bij, in of op het voedsel voor de larve gelegd. Wanneer de eitjes van de bladwespen en de angeldragers uitkomen, beginnen de larven direct met eten. De larven van sluipwespen leven parasitair op of in een bepaald stadium van andere insecten (ei, larve, pop, volwassen), waarbij hun gastheer uiteindelijk gedood wordt. Een uitzondering binnen deze wespensoort is de galwesp, die planten induceert. Na de diverse larvale stadia ontstaat de pop. De duur van de gehele levenscyclus varieert van enkele weken tot een jaar.

Bladwespen eten in het algemeen pollen en drinken nectar, maar er zijn ook sommige soorten die parasiteren op andere insecten. De volwassen sluipwespsoorten leven van honingdauw en nectar, waarvoor de wesp bloemen bezoekt. De angeldragers zijn predatoren, parasieten, kleptoparasieten (koekoeksbijen en -wespen) of verzamelaars van stuifmeel en nectar. Volwassen bijen leven vooral van nectar, het stuifmeel dient als voedsel voor de larven.

De bekendste bijensoort is de honingbij, die door mensen wordt gehouden voor de honing. De honingbij is een sociaal levend insect, dat soms met wel 50.000 bijen in een volk leeft. De in de natuur levende wilde bij is een solitair levend soort. Sommige soorten van de wilde bijen leggen hun eitjes in bomen, afgestorven plantenstengels, etc. Maar een groot aantal soorten van deze solitaire bijen graven gangen in de grond en leggen daar hun eitjes.

Jammer genoeg hebben de bijen en wespen bij veel mensen een slecht imago, vanwege de angst dat deze insecten kunnen steken. Het is een misvatting, dat alle bijen en wespen zullen steken. Het steekgedrag komt namelijk alleen maar voor bij de sociale bijen en wespensoorten, uit zelfverdediging of verdediging van het nest. De vele soorten solitair levende wilde bijen en wespen zullen niet steken.

De vliesvleugeligen vervullen een belangrijke functie voor de mens. De dieren zorgen voor de bestuiving van gewassen. Door de algemene achteruitgang van de natuur, de verzuring, de vergrassing, alsmede de toepassing van bestrijdingsmiddelen, zijn veel soorten vliesvleugeligen in de laatste tientallen jaren drastisch afgenomen. Nog erger is het gesteld met de dramatisch dalende tendens van het aantal exemplaren. De werkgroep Flora en Fauna heeft ook deze groep van de vliesvleugeligen op de golfbaan geïnventariseerd. In totaal zijn tot op heden 34 soorten waargenomen. Een aantal soorten zijn op de golfbaan waargenomen, die behoren tot de bedreigde soorten. In overleg met de greenkeepers wordt er bij het onderhoud en het beheer rekening gehouden met deze insecten en gezocht naar maatregelen om de stand van deze insecten te bevorderen. Zo worden er alleen duurzame bestrijdingsmiddelen toegepast en wordt de leefomgeving voor de wilde bijen beschermd en daar waar mogelijk, versterkt.