Koolmees

Koolmees - Parus major

• Orde: zangvogels – Passeriformes;
• Familie: mezen – Paridae;
• Lengte: 13,5 – 15 cm;
• Spanwijdte: 22,5 – 25,5 cm;
• Biotoop: komt overal voor, behalve in grote open gebieden zonder bomen en struikgewas. De hoogste dichtheden in bosrijke gebieden, parken en tuinen, zo lang er nestgelegenheid en voedsel aanwezig is;
• Voedsel: rupsen en andere kleine insecten, beukennootjes en andere zaden;
• Periode: gehele jaar. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland;
• Aantal broedparen: 400.000 – 700.000;
In tegenstelling tot de mens en de meeste andere dieren, kunnen koolmezen heel goed UV-licht waarnemen. De UV-gevoeligheid wordt gebruikt om soortgenoten waar te nemen, maar niet op te vallen voor de roofdieren, die geen UV-licht kunnen waarnemen. De UV-gevoeligheid is voor het vrouwtje ook belangrijk om een mannetje te selecteren. Het zwarte brede streepje is hierbij voor het mannetje belangrijk om indruk te maken op het vrouwtje. Daarnaast speelt het bewijs, dat het mannetje voor haar kan dansen, zingen en voeren een belangrijke rol in de selectie.
Koolmezen zijn bij fruitbomen nuttig in de bestrijding van plaaginsecten. Ze kunnen op een biologische wijze grote aantallen insecten wegvangen. Ook bij de bestrijding van de eikenprocessierups kunnen koolmezen een rol spelen. De mezen pakken liever andere rupsen, maar als de eikenprocessierups in grote getalen aanwezig zijn, loont het voor hen de moeite de harige exemplaren te pakken. Deze worden door de koolmezen ‘gepeld’ en aan de jonge mezen gevoerd. In twee weken tijd worden zo’n 800 rupsen gevoerd.
De koolmees is overal op de golfbaan waar te nemen.